Schaduwplanten in uw tuin …
Nadat Sjaak, onze voorzitter, deze avond wederom 2 nieuwe leden persoonlijk heeft verwelkomd kan Gerard van Buiten, inmiddels 25 jaar hortulanus van de Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht, eindelijk zijn verhaal vertellen over schaduwplanten …
… al 2 maal namelijk, kon deze lezing ivm corona helaas niet doorgaan. Overigens is dit inmiddels de derde lezing die Gerard voor ons verzorgt … en als het aan ons ligt zeker niet de laatste!
Op de vraag van Gerard wie er schaduw in z’n tuin heeft, steekt bijna iedereen z’n vinger op en op de vraag wie er op de zandgrond tuiniert steekt bijna niemand z’n vinger op … Gerard weet genoeg …. alle planten, tips en verwijzingen die deze avond nog volgen krijgen – waar nodig – een link met onze kleigrond … goede sprekers doen dat!
In de Botanische Tuinen heeft Gerard aan de wieg gestaan van de schaduwtuin (de bergbostuin) en zo de hele collectie bosplanten helpen opbouwen … hij weet er dus wel iets van!
We krijgen deze avond eerst een keur aan schaduwplanten gepresenteerd – in elk seizoen valt er wel iets te beleven – en na de pauze legt Gerard uit wat schaduw in de natuur betekent voor planten. Interessant is het om te kijken waar ze in de natuur groeien en waarom ze het dan dus soms niet doen in onze tuin.
Er zijn een paar schaduwplanten die iedereen wel kent omdat ze werkelijk onverwoestbaar zijn – er kunnen er tenslotte maar een paar echt goed tegen droge schaduw.
De eerste geweldenaar is de lage smeerwortel (Symphytum ibericum) (foto). Dit plantje wordt maar 20 à 30 cm hoog en bloeit in het voorjaar. Evenals bij longkruid wordt het blad na de bloei lelijk: geen nood even de maaimachine eroverheen en het blad komt mooi fris terug. Het is een fantastische bodembedekker die met gemak grote vlakken kan bedekken, oersterk en eigenlijk onderhoudsvrij. Heeft geen enkele moeite met zware klei en zelfs het gevreesde zevenblad legt het af tegen deze plant … en dat wil heel wat zeggen!
Ook de bonte dovenetel (Lamiastrum galeobdolon) is een fantastische bodembedekker die zevenblad en brandnetels de baas is. Wordt bij Gerard 2 maal per jaar afgemaaid en staat er vervolgens weer fris en fruitig bij.
Het is dus niet moeilijk om simpel te beginnen en grote groepen sterke bodembedekkers in de schaduw te zetten, maar dit wordt wel snel saai!
Zeker als u bedenkt dat wat later in het jaar – na een uitbundige bloei in het voorjaar – de bloei van schaduwplanten minder wordt.
Het is daarom belangrijk met bladcontrasten te spelen, om de tuin ook later in het seizoen interessant te houden.
Heel basic is bijvoorbeeld de combinatie van ooievaarsbek (Geranium) en een mannetjes- of wijfjesvaren.
Met een paar verschillende planten qua bladcontrast bereikt u al een groot effect.
Om dezelfde reden – omdat er nou eenmaal bepaalde periodes in het jaar zijn dat er niet zoveel bloeit – is ook structuur in een schaduw- of bostuin erg belangrijk.
Deze structuur is bijvoorbeeld goed te bereiken door tegels of open haardhout te stapelen waar u vervolgens mossen overheen laat groeien. Er ontstaat zo jaarrond een stevige wintergroene structuur waar mooie vormen mee te maken zijn. Ook stapelmuurtjes kunnen voor een stevig geraamte zorgen.
Maar … in de winter bloeit er natuurlijk ook al wel het een en ander …
Van het nieskruid bloeit de variëteit Helleborus ‘Early Purple’ vaak al voor de kerst. Het is de vroegste rode Helleborus; heeft ook helemaal geen last van vorst. Knip wel tijdig het oude blad weg zodat dat niet in de weg zit. Bovendien heeft u zo ook minder last van de bladvlekkenziekte.
Een fantastische plant die gewoon 2 maanden in de winter bloeit.
Een plant die helaas z’n naam niet zo mee heeft is stinkend nieskruid (Helleborus foetidus ‘Wester Flisk’). Het is een prachtige bladplant met zomer en winter donkergroen blad, 40 à 50 cm hoog. Al in januari begint de bloei, en wordt de plant – zodra de zon even schijnt – druk bezocht door hommels. De bloeiwijze, met een lichte, felle groen kleur, blijft lang in de plant zitten, zeker tot in april ook als er al zaad gevormd is.
Laat u dit gebeuren dan zaait de plant zichzelf uit. Maar dan zult u merken dat het vormen van zaad de plant zoveel energie kost dat ie dan al gauw na 1 à 2 jaar afsterft.
Beter vindt Gerard het om de plant zich het eerste jaar lekker een keer te laten uitzaaien, om vervolgens in het tweede jaar begin maart, de uitgebloeide bloemen er uit te knippen zodat daarna alle energie de bladplant zelf ten goede komt.
Hoewel Gerard op de tuinbouwschool een leraar had die zei ‘speenkruid niets aan doen, prachtig plantje verdwijnt vanzelf in de zomer’ … maar laat u speenkruid op de kleigrond in de border z’n gang gaan, dan overwoekert ie uiteindelijk zelfs geraniums en diverse andere vaste planten. Gewoon speenkruid heeft namelijk broedknolletjes waarmee het zich razendsnel kan vermeerderen , zeker op klei.
Er zijn gelukkig enkele nieuwe vormpjes speenkruid in omloop die een groot voordeel hebben: ze hebben geen broedknolletjes en zullen zich hierdoor veel minder uitbundig vermeerderen. Twee mooie soorten zijn:
Ranunculus ficaria ‘Salmon White’ (foto links), met grote ivoorwitte bloemen en goudgele meeldraden. De niervormige blaadjes zijn lichtgroen tot lichtbruin gemarmerd.
Ranunculus ficaria ‘Brazen Hussy’ (foto rechts), met wijd openstaande felgele bloemen boven diep gekleurd purperen blaadjes.
In deze soorten komt wel zaad, maar als u niet wilt dat ze zich vermeerderen dan is het voldoende om – tegen de tijd dat het blad echt groot en lang begint te worden – dit eraf te draaien: u bent dan namelijk ook meteen het zaad kwijt.
En dan is speenkruid ineens een heel aardig plantje geworden om in de border tussen de vaste planten te hebben. Het bloeit namelijk al eind februari / maart, voordat de vaste planten nog maar boven de grond beginnen te komen. Zo heeft u dan alvast een leuk bodembedekkertje.
Een bolgewasje dat absoluut zeer de moeite waard is, is de hondstand (Erythronium dens-canis). Een bosplant uit centraal Europa met prachtige gevlekte bladeren en mooie bloemen. Eind februari komen ze vaak al boven de grond en bloeien de hele maand maart prachtig.
De bollen – vrij lang en vlezig – zijn nogal gevoelig. Als u ze in de zomer – als de plant in rust is – verstoort, dan drogen ze uit en is het afgelopen. Op een plekje planten dus, waar u de plant verder met rust kunt laten en dan doet de natuur de rest… hij breidt zich dan vanzelf heel langzaam uit.
De pinksterbloem (Cardamine pratensis) kennen we natuurlijk allemaal. In midden Europa zijn een paar leuke soortgenoten die zeer de moeite waard zijn.
Bijvoorbeeld de C. kitaibelii, met een heel zachtgeel bloemetje. Bloeit van april tot juli en wordt 20 à 30 cm hoog. Daarna gaat ie in zomerrust en verdwijnt onder de grond. Alleen een soort garnaalachtige witte wortelstokjes blijven achter. Doet het heel goed tussen wat lagere bodembedekkers en onder struiken: een heel makkelijk plantje.
De C. trifolia (foto) is een favoriet van Gerard. Dit plantje blijft heel laag – het blad wordt niet hoger dan 5 cm – en is zomer en winter groen. Bloeit in maart en april met grote wolken witte bloempjes. In de zomer is het blad groen en verkleurt in de winter mooi naar een beetje paars-brons. Omdat dit plantje zo laag blijft kunnen kleine bolgewasjes – zoals hondstand en de gewone pinksterbloem – er prima tussen gezet worden. En omdat ie de grond dus zomer en winter bedekt houdt, gaat u op die plek ook niet spitten en worden er dus per ongeluk ook geen bolgewasjes verstoord.
Dit soort lage bodembedekkers zijn ideaal om grote vlakken van aan te planten tussen allerlei tere soorten. Een van de aanwezigen weet te vertellen dat dit plantje bezocht wordt door het oranjetipje.
Dan nog de C. raphanifolia uit de Kaukasus met grote bladrozetten. Het blad is enigszins grof, bijna bodem bedekkend. Hoe vochtiger de grond hoe groter de bloemen die een pittig lila kleurtje hebben. Langs een vijver of slootkant is deze plant dus helemaal in z’n element. Wordt 60 à 70 cm hoog,
Het leuke van pinksterbloemen is trouwens dat u ze altijd over de sla kunt strooien; ze hebben een mosterdachtige smaak.
Is deze Cardamine toch net iets te klein naar uw zin en heeft u een wat grovere tuin dan is de Kaukasische look-zonder-look (Pachyphragma macrophyllum) een fantastische plant. Kan er tegen gort en gortdroog in de schaduw te staan; is zomer en winter groen en bloeit in het voorjaar 1,5 maand lang met witte bloemetjes. Zaait zichzelf bescheiden uit.
De Canadese bloedwortel (Sanguinaria canadensis), familie van de klaproos en van de Macleaya, is een zeer winterharde vaste plant met oranje melksap – vooral in de wortelstokken. Deze onderhoudsvriendelijke voorjaarsbloeier vormt prachtige helderwitte bloemen die wel wat lijken op de bloemen van de bosanemoon.
Wilt u de plant zien bloeien, blijf er dan wel even voor thuis: als de temperatuur een beetje meezit bloeit de plant al in maart/april, maar amper een week! Daarna kunt u genieten van het mooie blad. In de loop van de zomer – rond augustus – sterft dat ook af en gaat de plant in rust.
Dit doen overigens veel schaduwplanten: in de loop van de zomer verdwijnen ze. Later hoort u waarom ze dat doen.
Wie kent hem niet, de gele schijnpapaver (Meconopsis cambrica); die plant die zich zo enorm kan uitzaaien.
Vindt u dat uitzaaien wat minder dan is (Stylophorum diphyllum) een goed alternatief: zaait zich praktisch niet uit, bloeit 2 maanden, heeft fantastisch mooi blad en houdt van een humusrijke grond, niet te droog en staat graag in de schaduw.
Een Japans familielid is de (Chelidonium japonicum) met hele grote goudgele bloemen en bronsgroen loof. De plant wordt 20 à 30 cm hoog en vormt grote pollen. Staat bijvoorbeeld leuk onder een struik. Tegen de tijd dat de struik volop in het blad zit, is de C. aan zijn rustperiode begonnen en onder de grond verdwenen.
Nog een familielid van de klaproos is de bekende helmbloem of holwortel Corydalis. Hiervan bestaan eindeloos veel soorten.
Een favoriet van Gerard die een beetje lijkt op de C. lutea (het gele vogeltje-op-de-kruk) is de C. cheilanthifolia (foto)
Deze soort heeft echter veel fijner blad. Is helaas moeilijk in een pot te kweken; het zaad moet vers gezaaid worden en dan kiemen: van verplanten houdt ie niet zo.
Als u er al aan kunt komen: zet hem bijvoorbeeld op een muurtje in de schaduw en laat ‘m daar lekker z’n gang gaan … Heeft u ‘m eenmaal dan is het een dankbaar plantje dat de hele zomer en ook in de winter nog mooi varenachtig blad heeft.
Op de een of andere manier schijnen blauwe planten uit de Himalaya tot onze verbeelding te spreken.
Er zijn ook hele mooie blauwe soorten Corydalis: sommige zijn erg lastig, andere wat makkelijker. Ze houden in ieder geval van een luchtige, losse bosgrond. Gerard zegt dat dat ook bij ons op de klei lukt, als we maar zorgen voor een goede dikke laag strooisel op de bodem. Klei heeft overigens een groot voordeel: heeft u die strooisellaag eenmaal, dan blijft de klei daaronder altijd vochtig. En juist in die strooisellaag – zoals later wordt uitgelegd – groeien de meeste bosplanten.
Er komen nog steeds veel nieuwe soorten en selecties uit de Himalaya. Gerard laat zich hierbij echter leiden door kwekerijen zoals de Hessenhof. Deze kwekerijen experimenteren eerst een aantal jaren met dit grote aanbod en houden dan bijvoorbeeld van de 20 planten er slechts 3 over waarvan gezegd kan worden: ‘deze 3 zijn sterk genoeg om bij ons in de tuin gezet te worden’.
Een andere familie wordt gevormd door de zuurbes (Berberis); ook de Epimedium is hier familie van.
En zo ook de Podophyllum of Dysosma afkomstig uit Azië, hier maken deze planten bladeren zo groot als een paraplu.
De bladvormen zijn prachtig; de bloemen zitten, heel typisch, onder het blad. Soms maakt de plant een worteluitloper en komt dan een meter verder weer boven de grond.
De P. delavayi heeft een heel mooie bladtekening. Waar andere soorten alleen in het voorjaar een deze mooie tekening hebben, houdt deze soort de tekening de hele zomer. De plant wordt ongeveer 50 cm hoog.
Op de foto links de P SpottyDotty en rechts de P pleianthum
Het zijn dure planten om te kopen. U doet er dan ook goed aan om ze – eenmaal in de tuin – lekker te laten staan, want ze worden met de jaren alleen maar mooier.
Uit dezelfde familie is de Jeffersonia dubia, afkomstig uit Azië. Een klein, langzaam groeiend bosplantje van slechts 20 cm hoog. Behalve een mooie bladvorm, zijn de bloemen behalve wit, vaak ook zacht porseleinblauw … Maar net als bij de bloedwortel: ga niet op vakantie in april want u loopt de bloei mis, en dat is ook in dit geval echt jammer!
De elfenbloem (Epimedium) kent enkele sterke soorten. Door Gerard de ouderwetse oer-Epimediums genoemd. Hierbij zijn Europese soorten en soorten uit de Kaukasus gekruist. Deze planten kunnen daardoor uitstekend tegen droge schaduw. Hier zijn er twee:
Wie kent hem niet, de gele schijnpapaver (Meconopsis cambrica); die plant die zich zo enorm kan uitzaaien.
Vindt u dat uitzaaien wat minder dan is (Stylophorum diphyllum) een goed alternatief: zaait zich praktisch niet uit, bloeit 2 maanden, heeft fantastisch mooi blad en houdt van een humusrijke grond, niet te droog en staat graag in de schaduw.
Een Japans familielid is de (Chelidonium japonicum) met hele grote goudgele bloemen en bronsgroen loof. De plant wordt 20 à 30 cm hoog en vormt grote pollen. Staat bijvoorbeeld leuk onder een struik. Tegen de tijd dat de struik volop in het blad zit, is de C. aan zijn rustperiode begonnen en onder de grond verdwenen.
Nog een familielid van de klaproos is de bekende helmbloem of holwortel Corydalis. Hiervan bestaan eindeloos veel soorten.
E. rubrum (foto links) is een mooie karmijnrood bloeiende bodembedekker. De bloemetjes van deze plant lijken wel wat op de gespoorde bloemen van de Akelei. De hoogte bedraagt ongeveer 20 à 30 cm. De bloemetjes verschijnen in de periode april / mei. Door het mooie blad is deze plant ook na de bloei nog decoratief.
Ook de E x versicolor ‘Sulphureum’ (foto rechts) heeft prachtige bladeren: in de lente koper getint en mooi paars in de winter. Bloeit in het voorjaar met prachtige pluimen van kleine zwavelgele bloemen met crèmekleurige kelkblaadjes.
Er komen veel nieuwe soorten uit China, Japan en Korea. Het leuke van deze soorten is dat de bloempjes boven het blad bloeien zodat u niet eerst het oude blad af hoeft te knippen om de bloem te kunnen zien. Ze bloeien vaak ook wat later, en als het zomers niet te heet is kunnen sommige soorten tot juli / augustus nog een beetje na blijven bloeien. Twee voorbeelden.
E rik bloeit wel 2 maanden en kan goed tegen droge schaduw. Het is een oersterk plantje dat 50 à 60 cm hoog wordt.
De bloemen van E pauciflorum komen mooi boven ronde, stekelige blad uit. Deze plant kan ook goed tegen droogte en het is een wintergroene bodembedekker.
Om structuur in de schaduwtuin aan te brengen laat Gerard ook enkele heesters de revue passeren.
Het is belangrijk, als u in een bostuin struiken of bomen plant, om niet alleen te gaan voor de paar weken bloei, maar ook voor de sierwaarde die een plant of struik later in het jaar ook nog kan hebben of omdat ie wintergroen is.
Er bestaan veel wilgen die Gerard foeilelijk vindt, maar een grote uitzondering is de Japanse kruipwilg Salix nakamurana var. Yezoalpina. Dit is een laagblijvende bodembedekkende wilg afkomstig uit Japan die niet hoger wordt dan 20 cm. De katjes in het voorjaar zijn 10 cm lang.
Dit plantje kan vrij snel grote bodemoppervlaktes bedekken. Kleigrond is geen probleem.
Rododendron (Rhododendron) is een fantastisch geslacht met ongelooflijk veel soorten van heel groot tot heel klein, van bladverliezend tot wintergroen.
Een typisch voorjaarsrododendronnetje is de R impeditum; bloeit april/mei (foto links), wordt slechts 60 à 70 cm hoog en is geschikt voor elke kleine tuin.
Hoewel R luteum bij Gerard op droge zandgrond staat is ook klei geen probleem. Wat wilt u nog meer! Het is een rododendron die het fantastisch doet en in het voorjaar een heerlijke geur verspreidt. Heeft bovendien een mooie herfstkleur.
Gerard verbaast zich erover dat we deze fantastische en probleemloze rododendron niet meer zien.
R yakushimanum (foto rechts), een wat kleinere soort die maximaal 150 cm hoog wordt, is wintergroen en heeft mooi blad.
Later zal Gerard uitleggen en toelichten dat rododendrons het ook op klei doen als u maar een paar basisprincipes van bosplanten in acht neemt.
Het nadeel van rododendrons vindt Gerard dat ze april /mei bloeien en daarna … dan zijn ze uitgebloeid …
Hoe leuk is het dat er dan bepaalde klimplanten zijn die dit probleem voor u kunnen oplossen. Bij Gerard staat een variëteit van het gebroken hartje, de Dicentra scandens gewoon tussen de rododendrons.
Dit is een echte bosplant en een bijzondere sierlijke klimmer, die een hoogte kan bereiken van circa 150 cm. Als de rododendrons in de zomer zijn uitgebloeid worden ze helemaal overwoekert door deze plant. Wordt het te gek, dan wordt ie gewoon wat teruggeknipt. De hele (na)zomer staat zo de rododendron met mooie gele bloemetjes uitbundig te bloeien.
Nog een favoriet van Gerard is de specerijstruik, ook wel meloenboompje genoemd (Calycanthus floridus). Ook als dit struikje niet gesnoeid wordt, wordt ie niet hoger dan 2,5 à 3 meter. Door wel te snoeien kunt u hem ook op 1,5 meter houden. Eind mei verschijnen magnolia-achtige bloempjes.
Bloeit 2 maanden en het blad ruikt lekker kruidig. Bovendien verschijnt er een mooie herfstkleur als ie niet al te donker staat.
Dan verder met de bloemen.
De sleutelbloem (Primula) telt honderden soorten.
De P cockburniana is monocarpisch (d.w.z. plant zich slechts éénmaal in zijn leven geslachtelijk voort).
Na de bloei en vruchtzetting sterft de plant af. U zult dus op tijd zaad moeten winnen en opnieuw moeten zaaien, anders bent u de plant kwijt! Heeft mooie oranjerode bloemen.
Maar er zijn natuurlijk ook oersterke primula’s zoals de P beesiana (foto), een etageprimula van 60 à 70 cm hoog. Doet het goed op vochtige kleigrond in de halfschaduw.
De P bulleyana die 60 cm hoog wordt en in mei/juni bloeit doet het prima langs de vijver.
Mansoor (Asarum europaeum) is een zeer waardevolle wintergroene bodembedekker voor schaduwrijke plaatsen. Het is een model bosplant: zomer en winter groen met prachtig glimmend blad. U heeft er geen omkijken naar. Overigens ruikt de plant naar peper.
Een andere soort de A canadense met een beetje fluwelig blad, heet in Amerika zelfs ‘wild ginger’. Overigens is deze soort niet wintergroen.
Bij beide soorten – zoals wel bij meer bosplanten – bevinden de bloemetjes zich onder het blad. Als u niet door de knieën gaat heeft u waarschijnlijk niet eens in de gaten dat ze bloeien.
Van nature is het een langzame starter zoals veel bosplanten. Bosplanten hebben namelijk van alles nodig, zoals schimmels, bacteriën etc. Maar als alles dan eenmaal klopt merkt u dat de gang erin komt bij deze panten.
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
De akelei (Aquilegia) mag natuurlijk niet ontbreken. Gerard laat 2 gekke botanische soorten zien.
De A fragans (foto), een geurende akelei uit de Himalaya en de A formosa uit Noord-Amerika.
Maar als u niet oppast worden het na een paar jaar gewoon die saaie blauwe, rozige planten die iedereen heeft. Dit komt omdat ze allemaal heel makkelijk met elkaar kruisen.
De enige manier om dit te voorkomen is om er na de bloei de bloemstengels uit te knippen.
Net als bij de Helleborus zorgt u er zo bovendien voor dat er niet teveel energie in het vormen van zaad gaat zitten. Zo kunt u een akelei – die anders een wat kort levende plant is, jaren lang goed houden terwijl u bovendien voorkomt dat de zaailingen – die uiteindelijk sterker blijken te zijn – het langzaam over gaan nemen.
Heel bijzonder en zeker de moeite waard zijn de Arisaema’s, ook wel Jan op de Preekstoel of Cobralelie genoemd. De plant is familie van de Aronskelk.
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
A tortuosum (beide foto’s) komt uit de Himalaya en wordt daar wel 120 tot 180 cm hoog. Bloeit in de zomer met waanzinnig mooie bloemen. Zelfs nu nog, in november, zijn er dikke kolven met mooie rode bessen te zien. Sterke plant ook op de kleigrond.
Als u eenmaal enthousiast van deze plant bent geworden wilt u er vast nog meer proberen … Maar als u dan op een beurs voor niet te weinig geld bijvoorbeeld een A candidissimum koopt komt u bedrogen uit. Deze plant is helaas lastig lang in leven te houden. U houdt hem misschien een paar jaar goed en dan ineens … verdwijnt ie.
Eén van de sterkste Arisaema’s, die het gelukkig ook op de klei goed doet, is de A ciliatum. Maakt rizomen en kan dus ineens een meter verderop ook boven de grond komen. Wordt ongeveer een meter hoog, maar is een beetje slap. Leuk bijvoorbeeld om tussen lagere rododendrons te planten waar ie een beetje steun aan heeft. Is overigens ook een goede snijbloem.
Wat later in het seizoen komen we weer bij de klaprozenfamilie; nu bij de schijnpapaver (Meconopsis).
Toen Gerard 25 jaar geleden in Utrecht begon had men er een grote collectie van. Helaas lukt dit hier nu niet meer. Aan dit plantengelacht merken ze goed dat het klimaat dusdanig opwarmt dat het hier haast niet meer te doen is voor deze plant. De schijnpapaver bouwt namelijk een aantal jaren aan een prachtig bladrozet, gaat dan bloeien … maar sterft vervolgens helaas af, zodat men weer van voren af aan moet beginnen met zaaien enz.
De sterkste variëteit is volgens Gerard de blauwe schijnpapaver (M betonicifolia). Dit is een vaste plant die in de zomer een luchtige humeuze vochtige plek wil en in de winter liefst niet te nat staat.
Altijd lastig dus op kleigrond. Maar is de plek eenmaal goed, dan doet ie het fantastisch. Wel moet u hem alsnog elke 2 à 3 jaar in het voorjaar scheuren – dus jong houden – anders verdwijnt ie alsnog.
Iets heel anders weer.
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
De kruipende kornoelje of dwergkornoelje (Cornus canadensis), is een laagblijvende wintergroene en bodembedekkende sierheester die vrij traag groeit. Ook deze plant heeft tijd nodig om zich in de tuin te vestigen. Houdt van een venige grond en is op kleigrond een lastpak. Maar als u een goede vochtige humuslaag in de tuin heeft, dan is ie zeker de moeite waard. Heeft een leuke bloeiwijze.
De Eenbes (Paris quadrifolia) (foto) een typische bosplant is een beetje een buitenbeentje. Het is een lage, teer gebouwde groepsgewijs groeiende plant van hooguit 30 cm hoog. Hij is niet zo moeilijk, wat natuurlijk een voordeel is.
Uit Azië komt veel geks van dit geslacht zoals de P delavayi met zwarte bloemen.
Er zijn ook soorten met prachtig gemarmerd blad, hoog of laag.
Overigens worden er vaak enorme prijzen voor deze exemplaren gerekend.
Ook familie van de Paris is de boslelie of het drieblad (Trillium).
Het zijn werkelijk prachtige bosplanten, die het ook op klei goed doen, als u maar zorgt dat er een strooisellaagje ligt. Later legt Gerard uit hoe dit zit.
Veel Trilllium-soorten komen uit Noord-Amerika, maar ook enkele uit Azië.
Uit Californië komt een favoriet van Gerard de T kurabayashii (foto links). Deze plant bloeit al eind februari/maart en houdt dit maandenlang vol. Uiteindelijk, na een jaar, wordt de plant ongeveer 6 cm hoog. Heeft mooi getekend blad.
T luteum (foto rechts) is de laatst bloeiende Trillium en bloeit in mei.
Als bosplant mag de orchidee natuurlijk niet ontbreken.
Het venusschoentje (Paphiopedilum Orchidee) is ontzettend in trek. Maar ze zijn wel lastig te houden omdat ze een goed drainerende luchtige grond nodig hebben.
Een tip van Gerard, als u het toch wilt proberen, is om met hybriden te beginnen. Dit zijn vaak kruisingen tussen soorten uit Noord Amerika en Azië en deze zijn sterker.
Een goed voorbeeld is dan de Cypripedium ‘Gisela’: één van de makkelijkste hybriden en ideaal voor beginners.
U doet er goed aan de plant dan niet te kopen als ie volop in bloei staat in het tuincentrum, want dan betaalt u de hoofdprijs. Wacht enkele weken tot ie is uitgebloeid, en u kunt hem voor een fractie van de prijs kopen.
En varens mogen natuurlijk al helemaal niet ontbreken als we het over bosplanten hebben.
Op de een of andere manier associëren mensen varens altijd met vochtig; dat is slechts ten dele waar. Varens hebben water nodig voor hun vermeerdering, maar verder zijn er veel varens die gort en gort droog kunnen staan als ze eenmaal zijn aangeslagen
Zomers op de Hoge Veluwe zijn varens vaak de enige planten die nog overeind staan in een beukenbos.
Een hele mooie varen is de zwaardvaren (Polystichum munitum) (foto rechts). Het blad heeft een decoratieve vorm en is bovendien wintergroen.
Fantastisch om te zien is het karakteristieke uitrollende blad in het vroeg voorjaar. Fotot krul varen
Sommige soorten hebben heel teer groen blad zoals Venushaar (Adiantum venustum) (foto liks). Hij lijkt een beetje op de kamerplant Venushaar, maar het is een sterke bodembedekkende tuinvaren.
Nog een goede bodembedekker is (Blechnum penna-marina) (foto rechts) uit Nieuw Zeeland en Australië. Het is een zeer sterk varentje, dat grote matten kan vormen en zelfs kan woekeren. Niet geschikt dus voor een klein rotstuintje, maar zeker voor een grotere niet te droge schaduwtuin. In de winter verkleurt wordt het blad bronskleurig.
Goudveil (Chrysosplenium oppositifolium) is een vrij nietszeggend inheems bosplantje.
Een ander verhaal is de uit China afkomstige C macrophyllum (foto) met enigszins grof blad. De plant groeit net als een aardbei met uitlopers en is een makkelijke bodembedekker. Bloeit al in januari/februari met prachtige bloempjes. Een paar bloempjes binnen op een vaasje verspreiden een heerlijke lucht.
Familie van de goudveil is Chrysosplenium davidianum. Als het ’s zomers niet te heet is, blijft dit plantje de hele zomer doorbloeien. Is ook nog eens wintergroen en een dankbaar matvormend bodembedekkertje van slechts 5 cm hoog.
Ook de salomonszegel-achtigen horen thuis in het bos.
Het huigkruid of treurklokje (Uvularia grandiflora) bloeit in april met wonderlijke hangende lelieachtige bloemen. Een prachtige plant die pas laat in de zomer afsterft.
De echte Salomonszegel (Polygonatum) zelf kent veel variaties; bovendien komt er momenteel ook veel nieuws uit China en Korea.
De allerkleinste, een dwergsoort van slechts 5 cm hoog, is de P hookeri. In verhouding heeft dit plantje vrij grote bloemen. Geurt heerlijk en is goed winterhard.
Een wat hogere variëteit, ook uit China, is de P curvistylum (foto links). Deze plant vormt stengels tot 80 cm hoog en heeft naaldvormige bladeren. Uit de bladoksel hangen trosjes lilakleurige bloempjes. Na de bloei verschijnen kleine groene besjes die later rood kleuren. Heeft graag wat vochtige grond.
.
Ook familie is de valse salomonszegel (Smilacina racemosa) (foto rechts). Deze plant bloeit in mei met opvallende crème-witte pluimvormige bloemen. Het is tevens een mooie bladplant; het blad krijgt in de in de herfst een soort herfstkleur en mooie bijna doorschijnend rode bessen. Het is fijn om planten te hebben die ook later in het seizoen nog sierwaarde hebben.
Een plant met een wat sneue naam is de paddenlelie (Tricyrtis), ook wel armeluisorchidee genoemd. De plant is familie van de lelie.
De T latifolia is een vrij vroegbloeiende soort; bloeit geel in juli. De T hirta (foto) bloeit later in het seizoen, rond september / oktober.
Volgens Gerard wordt goudvaleriaan (Patrinia) de nieuwe modeplant. Inmiddels zijn er enkele soorten in omloop.
Een oersterke soort voor de schaduw is de Japanse goudvaleriaan (P triloba). De plant bloeit van juli tot september helder goudgeel, heeft prachtig donkergroen blad en is echt een aanwinst wat later in de zomer. De plant wordt 30 à 40 cm hoog.
Ook een bijzondere plant is de Tinantia pringlei, een bosplantje uit Mexico. Als ie onverhoopt de winter een keer niet overleeft, dan komt het jaar erna gewoon het zaad weer op. Heeft donkergroene bladeren met purperachtige vlekken en mooie lichtblauwe bloempjes die in de middag dichtgaan; alleen bij donker weer blijven ze open. Begint pas wat later uit te lopen en is daardoor juist een leuke plantje om tussen andere planten te zetten die juist vroeg afsterven, bijvoorbeeld tussen Trilliums. Het plantje is een krachtpatser die doorgaat tot de nachtvorst. Gelukkig zaait ie zich uit zodat u ook anderen blij kunt maken met dit plantje. Een waardevolle late bloeier dus voor de bostuin.
Een prachtige en dankbare plant voor een wat grotere tuin is de balsemien Impatiens omeiana uit China. Deze plant heeft prachtig gestreept blad en in september / oktober verschijnen mooie oranje-gele bloemen. Houdt van een lekkere losse bosgrond, maar dan groeit ie ook tegen de klippen op en zou zelfs kunnen gaan woekeren. Is goed winterhard.
Tsja en cyclamen wie kent ze niet …
Er zijn enkele soorten winterharde cyclamen. Ze komen bijna allemaal uit het Middellandse Zeegebied. Het klimaat is daar ongeveer het tegenovergestelde aan dat van ons: de zomers heet en droog, de winters heel mild.
Ze zijn qua ritme te vergelijken met de herfstbloeiende krokus uit Griekenland. Rond september / oktober gaat het regenen en wordt het weer een beetje leefbaar voor planten. De krokus komt dan boven de grond, heeft z’n groeicyclus en als het vervolgens erg droog wordt gaat ie weer in rust. De cyclamen hebben hetzelfde ritme.
De bekendste is wel Napolitaanse cyclaam (C hederifolium). De bloei begint eind juli / augustus. Er zit dan nog geen blad aan; in de loop van de herfst verschijnen de prachtige getekende bladeren. En met een beetje geluk kunt u tot in december van bloemetjes genieten. Als ie tenslotte uitgebloeid is blijft er een prachtig getekend bladerdek over. Hoe handig is het dat de cyclaam juist z’n ding in de winter doet als de bomen kaal zijn!
In het voorjaar is het blad nog steeds prachtig. Rond mei zakt de plant in, verdwijnt en gaat in zomerrust.
Vergeet niet waar de plant staat in de tuin! Steekt u hier in de zomer – immers een kale plek – de spa in de grond en steekt u dan per ongeluk de knollen los, dan gaat de cyclaam dood.
Zet ze, om dit te voorkomen, bij voorkeur onder een boom of struik die ondiep wortelt … zo voorkomt u in ieder geval dat u zomers probeert op die plek nog iets anders te planten.
Als u de C hedrifolium mengt met de C coum, die in januari al begint te bloeien tot april, dan heeft u met een beetje mazzel van augustus tot april bloemen!
Behalve een strooisellaagje hebben cyclamen ook graag een beetje kalk.
Geef ze liever niet de bekende kalkkorrels van het tuincentrum, maar gebruik kippengrit of schelpen. Kalkkorrels van het tuincentrum zorgen voor een schokeffect wat eigenlijk helemaal niet goed is voor de schimmels en het bacterieleven in de grond. Kippengrit en schelpen breken heel langzaam af. Dit is veel rustiger en beter (natuurlijker).
Soms kunt u hele grote knollen van cyclamen kopen met wel een paar honderd bloemknopjes.
Doe dat, zet ‘m in uw tuin en hij gaat dood. Zo’n knol is / was – helaas – misschien wel 100 jaar oud! In Griekenland en Turkije worden ze gewoon in het wild uit de natuur gestoken en op transport gesteld. Heel triest …
Een cyclaam is wat verplaatsen betreft net een boom: ‘oude bomen moet je niet verplaatsen’ en cyclamen dus ook niet. Koop gewoon een maat 9 potje bij een goede kwekerij: dan heeft u een in Nederland gekweekte cyclaam zonder natuurschade.
Met duizendknoop (Persicaria) wordt u waarschijnlijk doodgegooid.
Een vrij onbekende variëteit is de P vacciniifolia. Dit is eigenlijk bijna een half heestertje; wintergroen als het niet hard vriest.
Heeft mooi donkergroen blad en bloeit nog volop in oktober/november. Het is een prachtige bodembedekker.
Leleigras (Liriope muscari) is een prachtig plantje. Het kan tegen droge schaduw en is wintergroen. Bloeit in de maanden oktober / november.
Als ie onverhoopt niet bloeit kunnen er twee oorzaken zijn.
Net als de bij schoenlappersplant (Bergenia) loopt na een aantal jaren de bloei terug. Oplossing: even uitgraven, de grond verbeteren, plant scheuren en weer terug planten. Dit doet u dus met de planten die eerst wel goed gebloeid hebben.
Maar als planten nooit bloeien … ook dat komt voor, betekent het dat u helaas een verkeerde variëteit heeft gekocht. In Japan en Amerika wordt de plant namelijk toegepast als een ‘gazon vervanger’. De plant wordt dan dus geselecteerd op snel uitbreiden en zeker niet op bloei.
Heel handig voor een kweker om zo’n snel vermeerderende plant te in te kopen en op de markt te brengen … maar bloeien ho maar en u bent de pineut!
Ook een laatbloeier is de steenbreek (Saxifraga cortusifolia). De meeste soorten zijn voorjaarsbloeiers, maar deze soort is een bossoort uit Oost-Azië die nu – november – nog volop staat te bloeien met enorme bloemtrossen van witte bloemen. De bloei begint in september. Deze steenbreek kan behoorlijk donker staan en geeft volgens Gerard gewoon licht in een donker hoekje van de tuin. Zorg dat ie niet te droog staat en een behoorlijke humuslaag heeft. Wordt 30 cm hoog.
Gerard begon zijn lezing met de Helleborus die in december bloeit en eindigt dit deel van de lezing dus met een plant die tot december bloeit. U kunt dus jaarrond bloei hebben in de schaduwtuin!
Toegegeven, later in het seizoen wordt het wel een beetje zoeken – u moet de krenten in de pap zien te vinden – maar samen met bladvorm, vruchten en struikjes kunt u er zonder meer voor zorgen dat er voldoende te beleven is in uw schaduwtuin !
En dan nu de prangende vraag … kan al dit moois ook op klei? …. Ja, mits u met enkele natuurlijke principes van schaduwplanten rekening houdt …
Gerard begint bij het begin: wat is schaduw en welke soorten schaduw zijn er!
Schaduw betekent heel simpel: geen zon. In de natuur komen verschillende soorten schaduw voor, meestal in het bos. Bijvoorbeeld:
- open naaldbos: hier valt nog behoorlijk wat licht op de bodem zodat er nog planten kunnen groeien. Bomen laten naalden en takjes vallen die vervolgens langzaam verteren. In de winter is het bos helemaal kaal en in het vroege voorjaar is er volop licht. Planten die rond deze tijd in het bos groeien verdwijnen weer in de zomer als het bladerdek zich gevormd heeft.
- dicht naaldbos: dit bos is ook in de zomer helemaal donker en daardoor groeit er praktisch niets.
Er is ook nog een onnatuurlijke schaduw die in de natuur eigenlijk niet voorkomt: de slagschaduw van gebouwen en/of schuttingen.
Twee grote verschillen met de natuurlijke schaduw zijn: deze schaduw draait mee met de zon zodat er een scherpe overgang tussen licht en schaduw bestaat en – cruciaal – er vallen bij deze schaduw in de herfst geen bladeren op de grond.
In de natuur gaat schaduw altijd samen met blad en takjes die van bomen vallen.
Het verhaal over schaduwplanten begint al in de herfst als er bladeren en naalden (die samen de strooisellaag gaan vormen) op de bodem vallen. Uiteindelijk valt er zo een dik pak dat langzaam afgebroken wordt en verteert.
De herfst is, zoals we maar al te goed weten ook de tijd van paddenstoelen.
Een paddenstoel is het vruchtlichaam van iets veel groters, namelijk van een schimmel in de grond met een enorm netwerk aan schimmeldraden. De paddenstoel is in feite het topje van de ijsberg. Dit netwerk werkt samen met (de wortels van) bomen en planten: ook wel het ‘wood wide web’ genoemd.
De boom boven de grond blijkt met zijn uitgebreide wortelnetwerk dus niet op zichzelf te staan. De netwerken van schimmels zijn bovendien met elkaar verbonden. Zo weet men inmiddels dat bomen over afstanden van honderden meters met elkaar kunnen communiceren!
Laat dit schimmeldradennetwerk nou actiever worden naarmate het koeler en vochtiger wordt … dus in de herfst! En laat nou net ook in de herfst het blad op de bodem vallen…
Dit bladerdek wordt afgebroken door wormen, pissebedden en allerlei ander bodemleven. De voedingsstoffen die bij dit afbraakproces vrijkomen worden allemaal geabsorbeerd door dit netwerk van schimmeldraden.
Zonder schimmels, zouden alle voedingsstoffen uit de bladeren van de bomen die in de winter vrijkomen, weglekken naar de diepere ondergrond.
In het vroege voorjaar – na hun winterrust – kunnen de bomen weer voedingsstoffen uit dit netwerk opnemen. Maar niets voor niets overigens, de schimmels krijgen hier wel wat voor terug. Op hun beurt ontvangen ze suikers van de bomen: die kunnen ze namelijk zelf niet aanmaken.
Als alles volgens plan verloopt, dan is het dikke pak blad in de loop van de winter dus druk aan het verteren. Maar als grond zuur is (bijvoorbeeld op de Veluwe) is de laag blad in het voorjaar nog bijna net zo dik als in de herfst. De vertering gaat hier veel langzamer omdat schimmels moeilijk/niet in een zure bodem kunnen leven. In de tuin helpt het dan om wat kalk te strooien, de omzetting gaat dan veel sneller.
Veel kruidachtige planten zijn dus ook met hun wortels op dit netwerk aangesloten en kunnen zo – voordat de bomen in blad komen en het te donker wordt – een snelle groeispurt maken mbv de voedingsstoffen uit dit schimmelnetwerk.
Zo ziet u dat deze strooisellaag dus erg nauw luistert: hij is min of meer van levensbelang voor planten. Alle planten die wij schaduwplanten noemen en waar in het tuincentrum op het naamkaartje zo’n zwart of half zwart bolletje bij staat, zijn dus eigenlijk allemaal bosplanten … en dus allemaal afhankelijk van de strooisellaag (en van het ondergrondse schimmelnetwerk).
Vaak laat overigens de vorm van het blad van een plant – hoe het boven de grond komt – al zien of u met een bosplant van doen heeft: ze moeten immers door de strooisellaag zien te komen.
Een hosta bijvoorbeeld komt als een speerpunt boven de grond en begint daarna pas z’n blad te ontvouwen. Het lelietje-der-dalen komt ook prachtig opgerold tevoorschijn.
De prachtige krul van een varen volgt eigenlijk precies dezelfde strategie: terwijl hij zich omhoog rolt drukt ie de strooisellaag omhoog en opzij.
De Heuchera heeft een andere tactiek; deze plant groeit als het ware met z’n wortelstok omhoog.
U hoeft niet persé altijd al het blad te laten liggen. In een klein schaduwtuintje is het geen probleem om het ‘ergste’ blad weg te halen en dan bijvoorbeeld schorscompost te strooien. Dit vormt een soort mulchlaag tussen de wat kleinere plantjes waar u niet direct een laag blad op wilt hebben. (Schorscompost kan geen kwaad omdat de eerste vertering hier al overheen is geweest, waardoor er geen stikstof meer uit de grond getrokken wordt.)
Maar wordt niet te enthousiast wat blad betreft: wintergroene planten zijn niet voor niets wintergroen: zorg ervoor dat u die vrijhoudt van blad. Zij willen niet onder een dikke laag blad liggen, ze hebben licht nodig.
En dan de wortels van bosplanten. Dit zijn vaak bolletjes, knolletjes of kruipende wortelstokjes. De meeste gaan niet diep de boden in omdat ze daar toch niets te zoeken hebben. Daar immers halen de bomen met hun wortels al het voedsel en vocht weg.
Ze blijven samen met de schimmels in de bovenlaag waar dus in het najaar blad op valt dat omgezet wordt in voedsel.
En dit nou is belangrijk om te onthouden: als u op klei tuiniert zorg voor een strooisellaag waar schimmels in leven!
En zo heeft u dus eindelijk het antwoord of rododendrons ook op klei kunnen staan …
Ja dus … mits u een goede dikke strooisellaag op de klei heeft. Een rododendron (of azalea) maakt hoegenaamd geen dikke wortels. Hij heeft een kluit met hele fijne worteltjes die ook helemaal niet diep de grond in gaan.
Een bijkomend voordeel van de strooisellaag is dat de klei altijd een beetje vochtig blijft.
En zo komt er dan een einde aan – alweer – een boeiende lezing van Gerard van Buiten. Sjaak bedankt Gerard hartelijk voor de interessante avond en vindt dat dit naar meer smaakt …
(Verslag Anja van Vijven; enkele foto’s idem, tevens Wilma Kant, Gardeners World
Maar mijn bijzondere dank gaat uit naar James en Joyce Ramsbottom van de prachtige tuin ‘Op de Haar’ die geheel belangeloos hun prachtige fotocollectie beschikbaar gesteld hebben.)
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.